De kastanjeboom maakte de mensen self-supporting; de moerbeiboom daarentegen deed een markteconomie ontstaan : verkoop van bladeren, cocons en zijde betekende nieuw kapitaal |
In de 13e eeuw treft men in
de Cevennen, en in het bijzonder in de omgeving van
Anduze, voor het eerst sporen aan van de Franse zijdeteelt. Maar in de 16e eeuw
begon deze industrie zich pas goed te ontwikkelen, dankzij Olivier de Serre,
landbouwkundige uit de Vivarais en Traucat, tuinman uit Nîmes.
In de Cevennen, land van kastanjes, was de invloed niet dadelijk merkbaar. Pas
in 1709, toen de kastanjebossen door vorst werden vemietigd, nam de snel
produktieve moerbeiboom de plaats van de kastanje in op weiden en terrassen.
Van de Revolutie tot heden.
Na de Revolutie maakte de zijdeteelt een ware bloeitijd door, waaraan
abrupt een einde kwam in 1855 toen
de produktie snel afnam vanwege een alom heersende ziekte. Pasteur twam naar de
Cevennen om te zien wat hij kon doen. Ondanks het feit dat hij een methode
vond om gezonde eitjes te selecteren, werd de zijdeteelt niet meer wat hij
geweest was. De concurrente van goedkope zijde uit het buitenland enerzijds en
kunstzijde anderzijds betekende de ondergang van deze industrie. In
1965 sloot de laatste Franse zijdespinnerij zijn poorten. Dat was in St
Jean du Gard.
Sedert enige jaren is sprake van een zekere opleving van de zijdeteelt. Het gaat
hier vooral om exclusieve luxe artikelen en zo komt er dus, opnieuw zijde uit
de Cevennen.
De moerbei, markteconomie.
De kastanjeboom maakte de mensen self-supporting; de
moerbeiboom daarentegen deed een markteconomie ontstaan : verkoop van bladeren, cocons en zijde betekende nieuw kapitaal, dat zo
belangrijk was dat men er rekening mee hield voor onderhoudswerkzaamheden
aan het hu en er schulden mee afbetaalde.
In de streek is het beeld van de "gouden eeuw" van de zijdeteelt met z'n spinnerijen en breigoe-derenindustrie nog steeds levend.
Veeteelt
Het kweken van de. zijderups gebeurde eind april, mei, in speciaal voor dat
gebruik aangepaste ruimten : de "magnaneries" die een duidelijk stempel gedrukt
hebben op de Cévenolse boerderij, e,en groot huis gebouwd op meerdere niveaus.
Het waren vooral de vrouwen die zich met de kweek bezig hielden,
vanaf het "uitbroe-den" van de eitjes van de Bombyx, die ze in een zakje
onder hun kleren, droegen, tot aan de laatste handeling,
het oogsten van de cocons van de heidetakken waar de rupsen ingeklommen
waren om te poppen. Hierbij kwamen familie en vrienden aliemaal helpen.
Ze brachten de cocons vervolgens naar de spinnerijen, die grote gebouwen met hun
karakteristieke boogramen. Daar deden de spinsters het omgekeerde wat de rupsen
gedaan hadden: ze wikkelden de cocons af en maakten het zijdedraad klaar voor de
fabricage van kousen of voor de zijde verwerkende industrie in Lyon.
Boeren werden mijnwerker en de kastanjeboomgaarden bleven onverzorgd achter. Door uitputting van de grond werden de bomen aangetast door ziektes als mycose en endothia.
De 19e eeuw bracht grote veranderingen in de exploitatie van de mijnen, daar grote maatschappijen nu het monopolie bezaten. Vanaf 1840 maaktede spoorlijn het mogelijk de steenkool makkelijk naar de haven van Marseille te vervoeren, de produktie steeg van 35000 tot 340000 ton in 1850 en de steenkool uit de Cevennen verving de Engelse als scheepsbrandstof.
Smederijen, glasfabrieken, en zware industrie vonden hun weg naar de valleien ten noorden van Rochessadoule vroeger Alès en brachten grote demografische veranderingen met zich mee.
De bevolking verdriedubbelde zich in 50 jaaren sommige dorpjes zagen hun bevolking verdubbelen : Tamaris, La Grand-Combe, Bessèges.... Het werk in de mijnen was gevaarlijk en 14 uur per dag ondergronds was niet ongewoon. De arbeiders kwamen uit de bergen en werden ondergebracht in woonkazernes; de hele familie werkte'in de mijn. Daar kwam een einde aan in 1874 door een wet, die vrouwen en kinderen ondej de 13 verbood onder de grond te werken.
De maatschappij beheerde winkels, huizen, scholen, sociaal werk en gemeente en beheerste daarmee het hele leven van de mijnwerkers. Eind 19e eeuw stak de arbeidersbeweging echter de kop op en overal braken stakingen uit, die aanvankelijk weinig resultaat hadden.
De grootste staking was in 1897 in La Grand-Combe, duurde twee maartden en draaide uit op 4000 ontslagen op 5000 man personeel. Als gevolg daarvan haalden de maatschappijen hun arbeidskracht uit het buitenland : Italianen, Spanjaarden, Portugezen. Tot in 1950 geloofde men dat de mijnen in de Cevennen nog toekomst hadden, maar de opkomst van andere bronnen van energie betekende het einde.
De bloeitijd van de mijnen heeft echter zijn sporen nagelaten in de ziel van de bewoners... en in het landschap : dagbouw, slakkenbergen en bossen vol kromme dennebomen, waaruit men een eeuw lang alle rechte exemplaren haalde om de mijngangen te stutten.
Het goud van de Cevennen
Goud komt in de Cevennen voornamelijk in z'n alluviale
vorm voor en werd al door de Galliërs geëxploiteerd. Men kan miniscule
schilfertjes vinden in de Cèze, Gardon en de Ganière, als
men het zand in een speciale zeef wast. Het goud bij
Gagnières wordt sinds 1914 niet meer geëxploiteerd maar de Association
Kinématikos in St. Brès bij St. Ambroix organiseert halveenheledagen goudzoeken
in de Cèze. Welkom in de
Cevennen, De mooiste plekjes, Edition Terroir, BP20, 07140 Les
Vans.
Voorheen was L'Etoile een toeristisch Hotel met een prachtig park eromheen langs de rand van de rivier Allier gelegen in La Bastide-Puylaurent tussen de Lozère, de Ardèche en de Cevennen in de bergen van Zuid Frankrijk. Kruising van de GR®70 Stevenson route, GR®7, GR®72, Le Cévenol, GR®700 Regordane Weg (St Gilles), Margeride, GR®470 Sources et Gorges de l'Allier, Montagne Ardéchoise en veel kleine Routepaden.
Copyright © GR®70-stevenson.com